Cornelis Harms (93)
Oud-machinist
Mijn vader was machinist bij K.P.M. in Indonesië, maar door malaria werd hij afgekeurd en moest hij terug naar Nederland. Toen ik klein was, zei hij al: ‘Jij wordt machinist.’ Dat was zijn visie. Bij hem was het niet gelukt.
Na de mulo en de ambachtsschool kreeg ik een studiebeurs bij Shell tankers. Mijn vader vond dat prachtig. Na twee jaar studie begon ik in 1948 als tweede machinist. Omdat ik bij Shell niet snel genoeg eerste machinist mocht worden, heb ik met mijn kwaaie kop ontslag genomen en in vier maanden tijd toch dat diploma gehaald. Bij Shell mocht ik terugkomen, maar weer onderop beginnen.
Daarom ging ik naar de VNS, de Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaatschappij, waar ik in één klap als tweede machinist kon beginnen. Ik maakte reizen van drie à vier maanden, maar toen mijn tweede zoon geboren moest worden, mocht ik kustreizen dichterbij huis maken. Daar ben ik ze nog dankbaar voor.
In 1965 werd ik expert scheepswerktuigkundige bij de scheepvaartinspectie. Ik inspecteerde veel schepen van de Holland America Line (HAL). Dan voer ik veertien dagen mee tijdens de laatste cruise voor het jaarlijkse onderhoud en bleef ik tijdens het dokken aan boord voor controles.
In 1980 vloog de Prinsendam 1 van de HAL in brand bij Alaska. Iedereen kon gelukkig gered worden, maar het schip zonk. Aan een collega en mij werd gevraagd de scheepsramp te onderzoeken. Het gebrek aan kennis van diverse mensen bleek de oorzaak. Ik heb nog een bedankbriefje gekregen van de hoogste baas van de HAL in Amerika, omdat ze zeer onder de indruk waren van ons onderzoek.
Tegenwoordig woon ik langs de Nieuwe Waterweg. De rivier en Rotterdam betekenden voor mij thuiskomst, zeker in mijn tijd van de wilde vaart. Dan wist je nooit wanneer je naar huis zou gaan. Op de Nieuwe Waterweg was je echt bijna thuis.