Hans Casimiri (76)
Loods
Ik wilde altijd al gaan varen. Toen mijn familie uit Indonesië vertrok, was ik een half jaar oud. Ik ben geboren in Batavia. We gingen met het hospitaalschip De Oranje naar Nederland en ik zeg zelf altijd dat dat invloed heeft gehad. Na een jaar zijn we naar Curaçao gegaan, de geboorteplek van mijn vader. Toen ik 19 was, ging ik naar de Hogere Zeevaartschool. Daarvoor moest ik naar Nederland.
Ik haalde mijn diploma, werd stuurman en ging bij Shell werken. Ik vertrok vanaf Curaçao, waar ik eerst een paar weken naartoe ging om mijn familie weer te zien. Als je op Curaçao opgroeit, dan weet je al dat je, als je gaat studeren, van het eiland af gaat. Dus het was niet zielig om je familie te missen. Het hoorde er gewoon bij. Niets bijzonders elkaar een paar jaar niet te zien.
Met Shell tankers heb ik meerdere keren de wereld rondgevaren. Toen ik 36 was, werd ik loods. Met de Nieuwe Waterweg had ik toen eigenlijk niet zoveel. Altijd maar die sloot op en neer om de haven in te komen. Dat leek me niks. Met het opleidingsvaartuig de Zilvermeeuw zijn we de haven doorgevaren. Na een week hadden we nog niet alles gezien. Dan leer je het gebied waarderen. Het water is altijd anders. Het schip is anders, de bemanning is anders, het weer is anders, je hebt stroom mee of stroom tegen en de wind. Toen ben ik door al die veranderingen het beroep toch leuk gaan vinden.
Als loods hing ik ook wel eens onderaan een helikopter. Het is de bedoeling dat de helikopter niet meer dan zes, zeven meter hoog hangt als je op het schip wordt gezet of er vanaf gehesen. Maar met veel wind nemen ze in zo’n helikopter geen risico. Dan hang je daar tussen de zeecontainers in en trekt de helikopter je met een rotgang aan boord, niet met de lier maar door razendsnel op te stijgen. Dan zie je ineens zo’n miniatuurscheepje onder je. Dat was altijd spannend. Het zout in de pap.