Jan van Santen (79)
Scheepstimmerman
Ik ben als het ware grootgebracht op de Nieuwe Waterweg. Mijn opa was schipper, mijn vader was schipper en het water trekt altijd.
Toen mijn vader nog op de visserij voer, dan stond je daar maandagmorgen om zes uur ‘s ochtends op het hoofd in Vlaardingen. Dan voeren alle loggers naar zee toe. En dan maar kijken wie het eerste thuis is. Dat gebeurde soms na vijf dagen, maar het kon ook zes weken duren. Als er een schip van zee kwam, dan werd er een bal gehesen op de toren, zodat iedereen het wist.
Toen ik tien was, is mijn vader op de binnenvaart gaan varen. Hij werd schipper op de waterboten, die drinkwater naar de schepen brachten. In de weekenden en vakanties gingen mijn broer en ik mee. Toen we ouder werden, verdienden we er geld mee. In de weekenden was het zo dat matrozen geen zin hadden om te varen. Dan zeiden ze tegen mijn broer en mij: ‘Joh gaan jullie maar mee’. Dat was leuk, want in een weekend varen verdiende je meer dan in een week werken.
In de winter van ‘63, toen het zo hard vroor, ijs op het dek en alles, moesten we eens naar Verolme toe op een zaterdag. Om vijf uur ’s middags meerden we daar af en om negen uur voeren we weer weg. De ijsbrekers waren toen al gestopt met varen. Toen konden we er niet meer uit. We hebben een uur liggen draaien om los te komen. De volgende morgen lag de boot voorover. De klinknagels waren gesprongen. Dat kwam door het ijs. Toen hebben ze er bij een werf in Vlaardingen nieuwe stevenplaten opgezet.
Ik heb de opleiding tot scheepsbeschieter gedaan. Die doet de betimmering aan schepen, zoals de wanden. Ik heb gewerkt als scheepstimmerman. Nu doe ik timmerwerk op de Balder en als we varen ben ik matroos. Het onderhoud aan de Balder met collega’s is allemaal gezellig onder elkaar. Op donderdagen zijn we er altijd. Dan eten we lekker een visje enzo. Dat houden we er altijd in.