Wim van der Borden (79)
Visserijmatroos
Misschien ben ik wel met zeewater geïnjecteerd, want het enige werk dat ik ooit gedaan heb, was op schepen. Ik heb nooit wat anders gedaan in mijn leven. Dat is vanzelf zo gegroeid. Ik was 14 jaar en toen ging ik naar zee. Rechtstreeks van school zo de visserij op, want ik was een Vlaardingse jongen.
Ik begon als afhouwertje. Dat is een scheepsterm voor het jongste jongetje aan boord van een vissersschip. Je bent vier tot vijf weken van huis. Ik had geen last van heimwee. Het was heel normaal. Mijn vader had een walbaan, maar hij had in de visserij gewerkt, net als mijn grootvader. Als er ’s avonds plaatjes gedraaid werden, dan waren het zeemansliedjes.
Ik heb zelfs als Vlaardinger op een Scheveningse vissersboot gevaren. Dat is vloeken in de kerk. De vissersschepen beperkten zich tot de Noordzee. We hebben ooit eenmalig met twee schepen een uitstapje gemaakt. Toen hebben we gevist in de Oostzee. De visserij was seizoenwerk, van juni tot Kerst en dan zat je in de wintermaanden thuis. In die maanden ging ik naar de zeesleepdienst. Een zeeman werkt niet. Een zeeman vaart.
Soms hiphopte ik naar andere schepen. Ik heb op vier zeeslepers gevaren, drie koopvaardijschepen en een coaster. Die schepen vond ik eigenlijk te groot. De visserij en de sleepdienst vond ik het leukst. Dat waren kleine scheepjes. Dan had je echt het idee dat je op zee was. Met die golven moest je jezelf overal aan vasthouden. Ik ben alleen op mijn allereerste reis ooit zeeziek geweest. Een halve dag, daarna was ik gewend.
Ik ben nu vrijwilliger in het Museum Vlaardingen en op museumschip de Balder. Het vooronder kan ik niet meer in, want ik kan dat trappetje niet af. Ik rijd ook in een scootmobiel. Zolang het kan, blijf ik het doen. Zeker weten.